geven. Dit was de eerste maal, dat bij de verdediging van
steden gebruik gemaakt werd van de metbode waarbij
men „den vyandt tegemoet treedende, de werken wijt uyt-
sette, waer door de beleegerde te meerder ruymte om sigb
te verdaedighen ende plaetse van binnen sigh te langher
buyten gevaer vinden" zal. Dat wil zeggen, dat men om de
bestaande vesten heen, buiten de gracht, nóg een rij verster
kingen maakte, wat natuurlijk alleen doelmatig was, wan
neer men „genoeghsaem getal van krijgsvolk" had. Na het
Bommelsche beleg werd dit systeem geregeld toegepast.
De Waterpoort, waarbij toen evenals nu aan de stadszijde
huizen onder de muurbogen waren ingebouwd, werd van
boven afgebroken en ook met den toren van de Oenselsche
poort deed men „om gheen schade te lijden" hetzelfde. De
Steygerpoort werd dichtgemaakt, maar daartegenover brak
men bij den steenen beer Oostelijk van deze poort een gat
in den muur, waardoor men over een brug op de uiterwaard
en bij de schans voor den Lodderdijk kon komen. Kwam
bij den aanleg van deze versterkingen de Maaspoort, die
nog in 1544 genoemd wordt, te vervallen, of werd deze,
onjuist, als een „gat in den muur" aangegeven? Merk
waardig genoeg is ook de Gamersche-poort niet op dt
kaarten van het beleg geteekend (zie afb. 21 bov.).
Op den 5en Mei 1599 verschenen de Spaansche troepen,
aangevoerd door Don Francisco de Mendoza, voor de stad,
waar de Prins zelf het bevel voerde, terwijl hij daar meestal
ook persoonlijk aanwezig was en op het huis van Maarten
van Rossum resideerde.
Dit beleg had wel een geheel andere allure, dan dat vai
1574; thans waren 3000 man binnen haar muren, voor het
grootste deel in de kerk gelegerd, terwijl nog 20.000 den
overgang van de Waal beletten. Buiten haar wallen lagen
niet minder dan 12.000 voetknechten en drie of vier cornetten
paarden. Ook nu weer werd de stad met vele schansen in
gesloten, vooral in het Oosten, maar ook nu was de afsluiting
verre van volledig. Niet alleen had de Prins nu een schans bij
St. Pieterswiel, maar ook verbond een zeer breede en hechte
schipbrug de stad met den overkant, hoewel er pogingen
genoeg gedaan werden, om deze stuk te schieten of met
drijvende „springtuygen" op te blazen.
Ook werd er over en weer veel heviger geschoten. In de
stad stonden ten minste 30 kanonnenCartouwen, Slangen
en ijzeren-stukken, terwijl in het leger van Mendoza met
85