Eerst na de vrijwording van Brabant en het herstel van
Nederlands onafhankelijkheid, die meteen aan het ka
tholiek volksdeel de vrijheid van godsdienstoefening
hergaf, kon wederom aan kerkbouw en kerkrestauratie
worden gedacht. De algemeene verarming belette aan
vankelijk de verwezenlijking van allerlei mooie droo-
men. Inmiddels beleefde de vaderlandsche bouwkunst
niet haar besten tijd. De waterstaat-stijl was in zijn op
komst. Van dezen stijl moet men niet al te veel kwaad
spreken, wanneer men de tijdsomstandigheden in aan
merking neemt. Stijl in den eigenlijken zin was hij niet;
hij was een bouwwijze, een bouwmanier: gedachte in
den hoogeren zin ontbrak eraan. De gespaarde gebou
wen uit dezen tijd toonen in allen gevalle: doelmatig
heid, hoe vervelend ook, eenvoud tot naaktheid toe, en
degelijkheid in den vorm van gematigde zwaarte.
Zoodra het kerkelijk leven in Brabant geheel hersteld
werd dat was in 1853, bij het herstel van de bis
schoppelijke hiërarchie begonnen de Brabanders er
naar te streven, hun oude bouwtraditie te doen herleven.
Dit streven viel samen met de opkomst van de neo-
gothiek waarvan de Limburger P. J. H. Cuypers de
voorman was.
Wanneer wij alles wat Cuypers in de jaren 1853 tot
1900 in Brabant gebouwd heeft vergelijken met wat
anderen daar hebben neergezet, dan moeten wij erken
nen dat zijn arbeid de eerekroon verdient. Er zijn op
lossingen gevonden die wij thans heel gewoon vinden,
maar die toen de verdienste van oorspronkelijkheid en
geest hadden. Bij de aankleeding van de kerkgebouwen
is hier en daar wat fabriekmatigs ingeslopen, zeker.
Doch Cuypers, vooral in zijn eerste tientallen van ar
beidsjaren, had gevoel voor het eigene van elk dorp;
zijn faam vergemakkelijkte hem de niet gemakkelijke
taak om zijn opdrachtgevers in toom te houden, toen
de een nog mooier en nog grooter wilde bouwen dan
de ander.
86