67
gon, en 't vogelschieten als gepast vermaak erbij ont
ving. Ook kan hier, evenals in Gelderland, de een of
andere politieke gebeurtenis het militaire element in
eene kerkelijke broederschap versterkt en een over
wicht gegeven hebben. In alle geval is, hoe de oprich
ting ook was, steeds verbinding met de Kerk gezocht.
Men had er een altaar, een patroonsbeeld, een luchter
of eene enkele kaars; zoo werden boeten en intree,
behalve met geld of bier, met zooveel pond was vol
daan. De jaarlijksche groote processie luisterde 't gilde
op, terwijl op schiet- en teerdagen Missen voor over
ledenen en levenden gelezen werden (worden). De
dorpsgeestelijke stond vroeger bovenaan de ledenlijst;
het is voorgekomen, dat een geestelijke zich koning of
zelfs keizer schoot." Dit koning- en keizerschieten is
ook thans nog het hoogtepunt in het gildeleven, mis
schien niet eens zoozeer om de vaardigheid van den
boogschutter, die met zijn hand- en kruisboog ofwel
met de buks den vogel van den Schutsboom velt (één
maal is koning, driemaal achtereen is keizer!) als wel
om de gezelligheid waarmee het koningschieten ge
paard gaat. Heel oude gilden zijn die van Aalst St. An-
tonius en St. Catharina (1300), Bakel St. Willibrord
(1305), Eindhoven St. Catharina (1312), Oisterwijk
St. Barbara (1300), Wintelre St. Willibrord (1320),
Aarle-Rixtel St. Margaretha (1411). De koning van
zulk een oud gilde heeft op de feestdagen een heele
vracht zilver te torsen, want aan een „breuk" draagt
hij de zilveren herinneringsplaten die de opvolgende
lioogwaardigheidsbekleeders aan het gilde hebben ge
schonken.
Elk gilde heeft zijn wet en zijn gebruiken; het heeft zijn
eigen tehuis in een dorpsherberghet houdt zich aan
gewoonten die de eeuwen hebben overleefd. Na tijden
van inzinking hebben vele gilden na den eersten we
reldoorlog weer belangstelling gevonden, zoodat zij in
verscheidene dorpen als 't ware herleefd zijn. Hun