seling, Dennenburg, Deursen, Macharen (3), Enge
len (3) en Genderen. De aardewerkscherven, die daar
te voorschijn gekomen zijn, jaarteekenen uit de eerste
tot en met de derde eeuw na Chr., uit denzelfden tijd
als de scherven Romeinsch aardewerk van de opgra
vingen bij Cuyk.
Druk is de Romeinsche bewoning hier zeker niet ge
weest. Bij Veldhoven werd waarschijnlijk een Romein
sche wachtpost uit het begin van de tweede eeuw na
Christus ontgravenelders kwamen wat munten van dat
tijdperk voor den dag. Vermoedelijk heeft een weg de
Peel doorkruist, over den rug die de waterscheiding van
deze weleer zeer moerassige streek vormt. Bij Helena-
veen openbaarde de grond dat daar een aanzienlijk rui
ter—verdwaald? bezweken? vermoord? in het moeras
geraakt was. Zijn vergulden helm, zijn lederen scha
brak, zijn schoenen en mantel kwamen te voorschijn bij
een ontgraving: een opschrift op den helm verried dat
deze ruiter een officier was van den numerus der Sta-
blesiani; de muntjes, die hij bij zich droeg, zijn uit den
tijd van keizer Constantinus.
Niet ver van 's Hertogenbosch, in het gehucht Ruimel
(onder St. Michielsgestel) werden (in 1686 en 1838)
gel of testeenen gevonden, door een Bataafschen opper-
magistraat gewijd aan de half-Romeinsche, half-bar-
baarsche godheid Hercules Magusanus. Een aureool van
het verre zuiden om een Gallische godheid, die de in
boorlingen vereerden nabij de rivier de Dommel.
Geruimen tijd heeft de meening geheerscht dat Noord-
Brabant bij uitstek een Frankische provincie wezen zou.
Holwerda, de ijverige speurder, spreekt deze opvatting
tegen. Zij kon onmogelijk waar zijn, beweert hij, „alleen
al om de eenvoudige reden dat juist in onze streken,,
die dan zoo specifiek Frankisch zouden zijn geweest,
alle overblijfselen der Frankische kuituur volkomen
ontbreken."
Wij zullen ons in dit vraagstuk niet verdiepen, 't Is alle-
14