stad of vrijheid Klundert hebben een eigen geschiede
nis, in 1938 door mr F. F. X. Cerutti en ir G. J. Hey-
meyer beschreven. Dit is het Brabantsche zeeklei-ge
bied, waar structuur en architectuur weinig of geen
invloed van de hoogere gronden hebben ondergaan.
Het Niervaartsche land, evenals Breda een van de oud
ste bezittingen van het Huis van Nassau in de Neder
landen, was in de middeleeuwen een belangrijk middel
punt van handel en scheepvaart; het dorp een hoog
geprezen pelgrimsoord. De heer van Strijen riep kloos
terlingen te hulp om het waterrijke land in te polderen;
Willem van Strijen schonk omstreeks het jaar 1180
het goed Heiligenberg (het oostelijk deel van het
tegenwoordige Fijnaart) aan de jeugdige Vlaamsche
Cistercienser-abdij ter Does.
„Al hebben sedert de oudste tijden de bewoners van
onze lage landen hun gebied voet voor voet aan de zee
moeten ontrukken, zoo verhaalt Cerutti de orga
nisatie van de waterkeering en het dijkwezen dateert
eerst van de 13e eeuw. De lagere landen werden door
de leenmannen weer uitgegeven, onder voorwaarde dat
de gebruikers er een dijk zouden leggen, en dezen van
hun kant trachtten zich te verrijken door het uitgraven
van turf, van welker opbrengst de eigenaar zich veelal
een gedeelte voorbehield. Ook in onze streken werd
reeds vroeg deze methode toegepast; in de 13e eeuw
bezat een Gentsche abdij hiertoe goederen onder Zon
zeel (Westelijk Terheyden). Naast het uitdelven van
turf ontstond nu, omstreeks denzelfden tijd, nog een
ander, veel eenvoudiger procédé, waardoor het nut,
hetwelk men van veengronden kon trekken, aanzienlijk
werd verhoogd. Langs de boorden van de rivieren,
welke dergelijke gronden doorstroomden, en aan den
rand der dijken, vond men op de plaatsen in Zeeland
en Holland een soort van met klei overdekte moer,
welke de Zeeuwen „darinck" of „derrie" noemden. Na
het uitgraven van de klei aan den binnenkant der
102