jaar lang - van 1830 tot 1839 - had Noord-Brabant alle lasten te lijden van zware militaire bezetting (in veel dorpen huisden de troepen al dien tijd in de school gebouwen) van inundatiën, van inkwartiering en bo vendien verkeerden alle vestingen in staat van beleg en oorlog. Van geregelden wegenbouw kon dus niets ko men. Enkel de boerenstand arbeidde onverstoord, zoo als de gouverneur der provincie Baron Van den Bo- gaerde van ter Brugge bij de opening van de Staten- zitting in Juli 1839 verzekerde: „De lust tot ontginning van woest-liggende gronden bleef niet alleen aanhou den, maar nam nog aanmerkelijk toe en op vele plaat sen, waar nog maar weinig jaren geleden het oog over uitgestrekte heidevelden staarde, ziet men dezelve thans in vruchtgevende velden herschapen." Deze gouverneur, geboortig van Gent in Vlaanderen (1787—1855), was sinds 1830 in Brabant aan het be wind. Uit zijn handelingen en geschriften blijkt, dat de belangen van landbouw en nijverheid hem zeer ter harte gingen. Toen hij in 1835 de grondheerlijkheid van Hees- wijk en Dinther gekocht had en gedurende de zomer maanden het kasteel van Heeswijk bewoonde, kon hij aan den lijve gevoelen, dat het verkeer over een onge- plaveiden weg verre van aangenaam was. Van zijn resi dentie 's Hertogenbosch tot Rosmalen kon hij rijden over de keien van den Napoleonsweg naar Grave, maar dan moest hij over een ongemakkelijke baan langs Ber- licum naar Heeswijk. De bevolking van de streek was den gouverneur-kasteelheer zeer dankbaar, dat hij hier het eerst toonde, hoe de provincie het verkeer verge makkelijken kon. Eind 1839 werd de aanbesteding ge houden van den bouw van het eerste weggedeelte: Ros malen—Berlicumin 1841 kwam de weg tot Veghel gereed. Nog steeds heet deze weg in den volksmond de gouver- neursweg, al is er geen enkel naambord dat dit ver meldt. 96

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 106