Inmiddels was een nieuwe gedachte tot rijpheid geko men. Napoleon had reeds gebroken met de opvatting, dat de souverein de volledige zorg voor de wegen te dragen had. Van hem is afkomstig de onderscheiding in keizerlijke, departementale en communale wegen. In de commissie tot voorbereiding van de herziening der Grondwet bepleitte in 1815 een van de Belgische leden: „over de wegen en hun onderhoud behooren de Staten der provinciën te oordeelen, want de wegen maken den voorspoed der Belgische provinciën uit". De gewenschte bevoegdheid werd inderdaad aan de Sta ten van de provinciën toegekend, voor zoover de wegen niet van algemeen belang voor den Staat werden ge acht. Noord-Brabant miste de kracht om terstond de noodige zorg voor den bouw van eigen wegen te ontplooien. Nog vóór het zelf iets had kunnen doen, werd het door het Rijk verrast met een geschenk, dat doet denken aan den olifant uit de loterij. De middelen voor den bouw van Rijkswegen gevoteerd, bleken eind 1820 uitgeput. En om meteen van de zorg af te zijn, ontdeed het rijk zich van een stel wegen, die voortaan als provinciale zouden worden gekwalificeerd. Aldus kreeg Brabant bij Koninklijk besluit van 13 Maart 1831 zijn deel thuis in de wegen: 1. van Willemstad naar Putte; 2. van Breda naar Turnhout; 3. van Turnhout over Valkenswaard naar Venlo4. van 's Hertogenbosch over Orthen naar Bommel. Ook werden in 1820 bij Koninklijk besluit alle onge- classificeerde wegen als een soort niemandsland toegewezen aan de provinciën op welker grondgebied zij lagen en werden de provinciale besturen belast met het onderhoud daarvan. Er was dus voldoende terrein aanwezig om met de be strating te beginnen. Maar nauwelijks had men aan een werkplan kunnen denken of de twist tusschen de Noor delijke en de Zuidelijke Nederlanden brak uit. Negen 95

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 105