Steven van Lamsweerde (1621—1636) heeft ons een
zeer waardevolle gravure nagelaten, n.1. een afbeelding
van den Domtoren en de Domkerk te Utrecht in 1660,
toen beide monumenten nog één geheel vormden. Men
weet, dat in den hevigen orkaan van 1674 het schip van
de kerk verwoest werd en nooit is hersteld. Het is de
laatste afbeelding van dit imposante geheel en laat in
alle onderdeden duidelijk den fraaien bouwstijl zien.
Zeldzame afbeeldingen zijn ook die van Christiaen van
der Hagen, een kunstenaar die van 1663 tot 1695 te
Amsterdam werkzaam is geweest. Hij heeft ons een
aantal prenten van gebouwen uit Leiden nagelaten, de
Academie, Raadhuis, Lakenhal, enz., zeer fraai uitge
voerd en van bijzonder topografisch belang.
De kunstenaar is altijd een zoekende geest. Hij is nooit
tevreden en wil altijd méér en beter. Hij kan niet rusten
noch berusten in het eenmaal gevestigde en is immer
bezig het bestaande te volmaken, te verfijnen, te ver
anderen en te doen aanpassen aan nieuwe eischen en
andere wenschen. De stevige kopergravure had in den
loop der eeuw de meer speelsche ets als ernstige mede
dingster naast zich gekregen. Maar de wisselwerking,
die tusschen graveur of etser en uitgever en drukker
bestond, had noch het eerste, noch het andere procédé
geheel van de hand gewezen, integendeel beide werden
nauw aan elkander verbonden, en uit dit huwelijk werd
een nieuwe werkwijze geboren, die wij kennen onder
den naam taille-douce„zachte snede". Dit procédé zou
in de jaren om 1660 de zuivere kopergravure van het
tooneel verdringen en naast de ets het terrein der boek
illustratie gaan beheerschen. De taille-douce in de
wandeling zoowel gravure als ets geheeten is in be
ginsel een ets, waarin de zware, donkere partijen of de
kern van het onderwerp met de burijn dus op de wijze
van een kopergravure is bewerkt. Men verkreeg door
deze methode, dat er meer schakeering, toon, kleur en
stofuitdrukking in het geheel ontstond, de teere licht
partijen milder, de schaduwen intensiever werden. Men
72