ming, door de speling van het onbezoedelde licht over
het stille water, over den ouden, knoestigen boomstam,
over de huizen en molens aan de overzijde, over de
blanke zeilen van de kleine vaartuigen, door de rust en
bezonkenheid van het geheele tafereel. Nog inniger
misschien is het prachtige z.g. „bruggetje van Six",
groot door zijn eenvoud, uitgebreid in zijn beperktheid.
Uit dit klare beeld straalt een wereld van schoonheid
en van licht en bovenal: van het Holland, van het
atmosferische, gedempt-kleurige lage land, grootsch in
zijn verlatenheid, veelzeggend in zijn eenzaamheid. Van
de vlakten uit heeft Rembrandt eens de bekoring van
zijn woonstad ondergaan, toen hij haar stekelig silhouet
gewaar werd temidden van de door slooten doorkliefde
heemden. Als een licht uit den nevel rijst zij uit de
aarde op, overwelfd door den wijden effen hemelkoe
pel. Het is wel een geheel ander beeld geworden dan de
„kaartenmakers" van voorheen ons te zien hebben ge
geven. Zij schonken ons afbeeldingen, die positief en
klaar waren, geboren uit den zekeren grond van kennis
en weten. Rembrandt ontwaarde de stad als een visioen,
als deel van het groote ruime heelal, waar èn aarde èn
licht een nieuwe wereld scheppen.
De groote koopstad aan het IJ, met haar vele groote
kunstenaars en ondernemende uitgevers, was in het ver
beelden en beschrijven van stad en land voorgegaan en
zij zou haar terrein voorloopig niet prijsgeven. Doch
ook in andere steden wij hebben er reeds eenige ge
noemd ontstond hetzelfde verlangen. Ook daar heb
ben de meesters naar de etsnaald gegrepen om hun stad
af te teekenen. Naast de atlassen met de vele platte
gronden, bleef het profiel-gezicht „het aenzicht", het
meest in trek. In het begin der 17de eeuw verschenen
er zelfs in zeer groote formaten, veelal ongeveer een
meter breed en meer. Zoo kennen wij een uitvoerig ge
zicht op de stad Deventer door Johan Christiaens, van
ongeveer 1615 en van nog enkele andere steden. Maar
deze waren nog in den ietwat ouderwetschen landmeters-
64