57
de stad, maar ook voor de provincie, het land. In 1616
gaf hij een serie „Hollandsche kasteelen" uit. Ook hij
bepaalde zich niet alleen tot het gebouw op zich, maar
plaatste het in zijn omgeving. Hij was een voortreffelijk
teekenaar, die met verfijnden smaak en uiterst ge
oefende hand zijn verbeeldingen wist te realiseeren.
Zijn gebouwen verrijzen machtig en grootsch tusschen
zwaarbekruinde boomgroepen, hier en daar afgewis
seld door een boerderij, een brug, een stroom, een land
weg. De natuur zag hij grootsch en breed, vol kleur en
atmosfeer. Zijn composities zijn altijd gedrenkt in een
behagelijke rust en zijn nooit zonder gevoel en fantasie.
Hij hield er van om zijn schetsen van kasteelen en ge
bouwen te geven in tafereelen, als „de vier jaargetijden"
enz. Doch zijn speelsch vernuft deed hem een enkele maal
de werkelijkheid voorbijzien: kregen de monumenten
een uiterlijk, dat den topograaf niet geheel en al zou
bevredigen. Doch naast deze in artistiek opzicht prach
tige prenten, weten wij er een grooter aantal, die ge
trouw aan de werkelijkheid zijn gebleven.
Petrus Kaerius (Pieter van der Keere, 1571—na 1624)
was een Gentenaar van geboorte, doch heeft lang in
Amsterdam gewerkt. Hij heeft een enorm aantal kaar
ten, stadsgezichten, prospecten, enz. gemaakt. O.a. be
zorgde hij de gravures in de Hollandsche uitgave van
Guicciardini van 1617.
Van den graveur Willem de Haen (Guillelm Haenius),
die Orlers' Beschrijving van Leiden met afbeeldingen
heeft voorzien, zijn geen levensbijzonderheden bekend.
Behalve de prenten in genoemd werk, zijn er nog vele
andere van hem in omloop.
Omstreeks 1630 zien wij, naast de kopergravure, ook de
etsprocédé's in de boeken toegepast. Simon Frisius is
een der eersten geweest, die de nieuwe kunst in het
Noorden heeft geïntroduceerd. Het duurde echter vrij
lang eer wij haar algemeen gebruikt zien. De koper
gravure heeft ontegenzeggelijk een stoere en krach
tige stijl, een karakter dat uitstekend kon voldoen