De kunstenaars dier tijden hebben in wondervolle ver
beeldingen land en stad in prent gebracht. Guicciardini
en zijn artistieke medewerkers waren hen voorgegaan.
Maar zijn uitgave was en bleef een reisbeschrijving. In
het begin der 17de eeuw, toen de steden in het Noorden
meer en meer tot bloei kwamen, was als vanzelf bij de
schrijvers het streven gegroeid om zich niet meer tot
het land in het algemeen, maar tot de stad in het bij
zonder te bepalen. Amsterdam, de voornaamste han
delsstad in die jaren, is vooraan gegaan. De uitgave van
Joh. Pontanus, „Rerum et urbis Amstelodamensium
historia" van 1611, is de eerste „stadsbeschrijving" in
Nederland geweest. Een Hollandsche vertaling ver
scheen reeds in 1612. Weldra zouden in vele andere
steden enLhousiaste mannen lijvige boekdeelen over hun
woonplaatsen laten verschijnen. De uitgaven hebben
zich in den loop der eeuw snel opgevolgd, het aantal
is zeer beteekenend geworden. Het overgroote deel de
zer geschriften werd met talrijke en fraaie gravuren en
etsen versierd en deze zijn het, die ons een vrij volledig
beeld geven van het land en de stad uit den bloeitijd.
Doch zij niet alleen. Er zijn nog vele andere werken
verschenen, die hoewel zij dit niet bedoelden het
overzicht aanvullen en toelichten. Wij meenen de ver
halen over de belegeringen, die veelal zijn verduidelijkt
met afbeeldingen, plattegronden en „overzichten" van
de betreffende steden. De 17de eeuwsche burger stelde
het ook op prijs, als zijn plaatselijke feesten, intochten
van vorsten en andere plechtigheden in de koperplaat
werden vereeuwigd. Even grootsch opgezet als het feest,
werden ook de prentwerken verzorgd, die de verschil
lende episoden van het gebeuren vertoonden. En niet
zelden werden daarin de topografische bijzonderheden
nauwkeurig verwerkt. Evenzoo is het met de atlassen
gesteld, die, behalve de „plattegrond-kaart" ook een of
ander „gezicht" hebben gegeven, niet zeldzaam ook een
„stadsgezicht". Het schoonst van alle waren ongetwij
feld de niet zeer talrijk verschenen etsen die een
48