moedigs in de gemoederen van deze solide burgers. In geen der vele kunstwerken uit de eerste decennia der 17de eeuw is het tijdsbeeld op treffender wijze tot zichtbare werkelijkheid gemaakt dan in die van Frans Hals. Hij heeft den Nederlandschen burger „in wel stand" ten voeten uit geschilderd. Met hem zijn wij in gezelschap gekomen van de burgerij, die zich meer en meer van de knellende banden van den krijg en de onderdrukking bevrijd voelden. Toen Frederik Hendrik in het Zuiden doende was om stad na stad te heroveren, zaten in het Noorden de teekenaars en graveurs langs de rivieren, in de duinen en langs de wegen de schoone, weelderige landouwen en de welvarende bloeiende ste den en dorpen te teekenen. En in diezelfde jaren heeft Vondel zijn jubel uitgezongen over zijn doorluchtig land, over de rijke steden, over de wijde zee. In steeds meer oplaaiend enthousiasme hebben zijn lofzangen geklonken Hij IJ en d'Amstel voen de hoofdstad van Europa Gekroond tot keizerindes nabuurs steun en hope Amstelredam, die t' hoofd verheft aan 's hemels as Zoo zong hij in 1631. En nooit heeft hij opgehouden om den lof van zijn stad, die hij groot had zien worden, te bezingen, geen dichter dier tijden is meer getroffen geweest en heeft zich in schooner verzen over steden en landen geopenbaard dan Vondel. Als hij later in 1654 „de Wijdvermaerde Zeestad" Hoorn bezocht, kon hij evenmin haar bekoring ontgaan. Het zijn niet alleen de „rijke" koopsteden, die hem hebben geboeid, niet alleen de havens en de beurs en het stadhuis, maar ook ging zijn gemoed open, als hij de weelde van akkers en gaarden, van bosschen en beemden mocht aanschou wen. Uitbundig bijna is hij geworden toen hij aan de omstreken van de oude bischopsstad dacht: „Een Paradijs vol weelde". En hoe had hij aandacht voor het nijvere gedoe van 46

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 53