HOOFDSTUK III
BLOEI EN GROEI
(De 17de eeuw
Het gezelschap schutters-rederijkers, dat wij zoo juist
verlaten hebben, verschilt in uiterlijk en levensstijl wel
zeer met dat, waarin Frans Hals ons in 1627 introdu
ceert. De gildebroeders, die zich door Cornelis Antho-
nisz. lieten conterfeiten, waren naarstige en ernstige
burgers, eenigszins stroef en stug in hun bewegingen,
strenge mannen en - naar het ons schijnt moeilijk
toegankelijk, ietwat sombere verschijningen in hun
rood-bruine wapenrokken en zwarte bonnetten. Een
voudig en sober is ook hun disch en tafelgerijeenige
brooden, een tinnen kan, een beker, een stuk gebraad.
Hoe anders is dit alles bij de officieren van het Sint
Adriaensgilde, die voor Frans Hals hebben geposeerd.
Ook zij zijn sterke kerngezonde mannen met tempera
mentvolle en levenslustige gezichten. Het donker-bruin
en zwart van de kleedij hunner voorvaderen heeft plaats
gemaakt voor meer klaterende kleuren. Zij dragen gele
en okerkleurige en grijze uniformen, breedgerande
hoeden met witte, roode en blauwe veeren, witte flad
derende kragen en bovendien hebben zij zich getooid
met wapperende bandeliers en sjerpen en strikken in
blauw en oranje, hun pieken zijn versierd met roode
en grijze kwasten en koorden. Zij zijn niet meer in een
ordelijk gelid om de tafel geschaard. Zij loopen, be
wegen, gebaren en het is ons, alsof wij hun vroolijken
lach en hun oubollige scherts door het vertrek hooren
klinken. De wijn is geschonken, rijkelijk, de oester-
schaal is bijna leeg, de pasteien zijn verorberd. Een
hunner keert zijn glas voor den schenker om, om te
toonen dat de inhoud tot den laatsten droppel is ge
nuttigd. De gesprekken schijnen luid, er komt iets over-
44
y