30
schijnen in die jaren ook in onderwerpen van algemee-
nen aard. Pieter Bruegel geeft o.m. in een zeer bekende
prent „De schaatsenrijders" ons een kijkje in zijn woon
stad Antwerpen, nl. de Sint Joris-poort. Deze gravure
is, hoewel niet als zoodanig bedoeld, een der oudste
„reëele stadsgezichten" in de prentkunst geworden.
De afstand van deze kunstenaars tot hen, die zich ge
heel en al aan het teekenen en graveeren van land en
stad hebben gegeven, was niet groot meer. Een der
eerste meesters, die het nieuwe genre meer specialistisch
hebben beoefend, is Melchisedech van Hoorn geweest.
Tot heden is hij voor ons een eenigszins vage en ge
heimzinnige persoonlijkheid gebleven. In de Utrechtsche
archieven wordt hij in 1567 vermeld als „geboren bur
ger van Antwerpen, prentesnijder ende schilder van zijn
ambacht". Zijn werkzaamheid ligt tusschen de jaren
1552 en 1570. Zijn oudst bekende prent is van 1557,
een „triptiek" met verschillende gezichten op Antwer
pen: de haven, de Zuid- en de Noordzijde, Merkwaardig
is het (Fransche) inschrift: „Hier kunt gij zien het
ware prospect van de stad Antwerpen, geteekend (pour-
trayte) van verschillende zijden naar het leven
Zij is uitgegeven door Hieronymus Cock. Een tweede,
curieus gezicht op Antwerpen, draagt het jaartal 1562.
In den rederijkersstijl dier jaren zijn aan de afbeelding
eenige verzen toegevoegd, die ons iets van de levens
beschouwing van den kunstenaar onthullen: „Loff
Godt van al en drinckt den wijn en laet de werelt de
werelt sijn". In 1565 maakte hij een gravure van het
Stadhuis te Antwerpen, die is verschenen in de eerste
uitgave uit 1567 van Guicciardini's „Descrittione,
etc." Wij kennen verder nog enkele stadsgezichten van
hem, waarbij hij vertelt ze „gheteeckent, ghesneden en
gheconterfeyt" te hebben „na 't leven". Een der gezich
ten op de Scheldestad draagt het opschrift „Antwer
pen een coopstadt", waarbij behoort „Utrecht een
aertsbisdom", waarschijnlijk uit 1570 en een der oudste
profielgezichten van de bisschopsstad.