schijnen in de Nederlanden van „Perspectief-boeken" -
die van Sebastiaan Serlio (vertaald en uitgegeven door
Pieter Coecke van Aelst) uit 1546 en die van Hans
Vredeman de Vries uit 1563 bewijzen evenzeer de
belangstelling en waren evenzoo demonstraties van het
verlangen naar juist en klaar geteekende bouwkunstige
afbeeldingen. Pieter Coecke van Aelst, de ondernemen
de Antwerpsche kunstenaar, uitgever, drukker en hout
snijder, had zelf reeds eenige jaren tevoren, in 1548,
zijn woonstad - in vogelvlucht - in het hout ge
sneden.
Omstreeks het midden der 16de eeuw werd het stads
en dorpsgezicht niet meer uitsluitend als decor en als
achtergrond beschouwd, maar als zelfstandige en aparte
openbaringen begrepen en verbeeld. Waar het echter
niet ging om een bepaalde stad en men dus niet ge
bonden was aan bepaalde gebouwen, lieten de kunste
naars hun fantasie vrij spel. Meesters als Hans Bol,
Lucas Cassel, Pieter van der Heijden, Mathijs Cock,
e.a. laten ons in hun verbeeldingen van steden en dorpen
nog dikwijls een conglomeraat zien van allerlei gebou
wen, die langs de oevers van een kronkelende rivier,
temidden van welig geboomte, in het volle licht schij
nen te droomen. In dergelijke composities verwerken
zij gaarne alles, wat het landschap annex was, wat bij
haar gedacht kon worden: huizen, kerken, kasteel en,
straten, pleinen, boomen, grachten, stroomen, monu
menten, bruggen, tuinen, parken, dieren, weiden, heu
vels kortom alles wat tot haar onderdeden zou kun
nen behooren. Het zijn steden en dorpen hunner ver
beelding geweest, maar er is een belangrijk verschil
met dergelijke voorstellingen uit de vorige eeuw. De
gebouwen, monumenten, bruggen en alles wat door
menschenhand is gebouwd, is aan de werkelijkheid ont
leend, of althans kon in werkelijkheid gebouwd wor
den. Maar in het onderling verband als in hun compo
sities geformeerd, liet de werkelijkheid hen niet zien.
Bepaalde, d.w.z. met name te noemen bouwwerken ver-
29