voorbeelden, óf uit de herinnering óf onder den dwang van het onderwerp zijn ontstaan. Uit de afbeeldingen van deze en vele andere meesters dringt zich een element sterk naar voren: een veel intensiever beleving en grondiger observatie van de werkelijkheid. De stadsgezichten zijn niet schematisch of slechts aanduidend geteekend, maar elk onderdeel is een natuurstudie. De zin voor de werkelijkheid is een der karaktertrekken van de renaissance-kunstenaars. De meesters dier tijden gingen de natuur in, gingen naar het reëele geval, gingen wat wij reeds eerder hebben opgemerkt „zich rekenschap geven" van alles wat zij wilden of moesten teekenen. Dat Italiaansche voorbeel den daartoe hun bijdragen hebben geleverd, is niet te ontkennen. Voor ongeveer 1515, het jaar waarin de beide Ant- werpsche stadsgezichten verschenen, zijn twee stroomin gen duidelijk te onderscheiden: een, die voortbouwde op de oude, fantastische schema's, een andere die zich onmiddellijk tot het reëele geval ging richten. De laat ste zou voorloopig de heerschende worden. Zij heeft, zoo lijkt het ons, na veel moeite en worstelingen een culminatiepunt gevonden in de prachtige uitgave van Pieter Bruegel de Oude, „Multifariarum Casularum" van 1559, waarbij de groote meester het noodig en nuttig heeft geoordeeld te vermelden, dat deze „vele ende seer fraaije ghelegentheden van diversche Dorp huizingen, hoeven, velden, straten, ende dyerghelijcken, met alderhande Beestlen versiert, al te samen ghecon- terfeyt naer 't leven, ende meest rontom Antwerpen geteekend waren. Er was in den loop van de 16de eeuw een groote be langstelling ontstaan voor het eigen land en de eigen stad. De nieuwe grafische procédé's de kopergravure en de ets de enorme verspreiding van prenten door ondernemende uitgevers en de veel grootere beheer- sching van de technische middelen, hadden ongetwij feld aan die verruiming zeer veel bijgedragen. Het ver- 28

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 31