Er zijn, naar onze meening, naast louter ideëele bedoe
lingen, ook eischen der noodzakelijkheid en nuttigheid
geweest, die het kaartenmaken hebben bevorderd. De
groei en bloei der steden zullen min of meer dwingende
factoren zijn geweest. De toename der bevolking, voort
durende bebouwing binnen de veste, watervoorzienin
gen, verkeersmogelijkheden, aanleg van havens, uitbrei
ding van marktplaatsen, verruiming en onderhoud van
wegen, bevaarbaar maken van wateren en al dergelijke
noodwendigheden waren steeds aan de orde. Men had be
hoefte gekregen aan en kon niet meer zonder plattegrond
of kaart, die de situatie in en buiten de veste duidelijk
voor oogen stelde. Men moest een „overzicht" hebben,
en liefst een dat zoo nauwkeurig mogelijk was. In dien
tijd treffen wij ook veelvuldig notities in de stadsreke
ningen inzake betalingen aan „gesworen lantmeters"
gedaan, voor het opmeten en in kaart brengen van ste
den of gedeelten daarvan, of van de wegen en rivieren
in de omgeving. Kaarten en plattegronden waren niet
alleen een welkom maar ook een noodzakelijk bezit
geworden.
Daarbij kwam nog een zekere burgertrots. Het belang
rijk vinden van de eigen stad is zeker niet de geringste
aanleiding geweest, om haar in kaart te laten brengen.
Er is in het kaartteekenen een zekere ontwikkeling te
constateeren, die ons niet kan en mag ontgaan. Jacob
van Deventers kaarten zijn allen in vlakke projectie,
dus als „plattegronden" geteekend. Niet veel later kwam
een andere wijze van doen in zwang. Men dacht zich de
stad van een hoogte af en op eenigen afstand gezien,
zóó dat alle straten, pleinen, stegen, stroomen en rivie
ren duidelijk te onderscheiden waren. De gebouwen,
kerken, het raadhuis, de woningen, enz. teekende men
„in opstand", waardoor het geheel den indruk maakte
als werkelijk en zóó gezien te zijn. Doch deze methode
eischte niet alleen een vrij nauwkeurige weergave van
elk gebouw, doch ook van verhoudingen, afmetingen,
afstanden, vormen, stijl, versieringen, enz. Een onmid-
24