muurd. Dat waren ook de immuniteiten van de kerken in de groote steden, dat was ook de hof of gaarde bij hun woning. En dien hof wisten zij in hun geest te transformeeren tot het Paradijs, de stadspoort tot de deur des hemels. Het heilige was hen vertrouwelijk en dichtbij. Wie deze kunstenaars zijn geweest, is ons niet bekend geworden. Met zekerheid zijn er nauwelijks eenige met name te noemen, van anderen laten zij zich slechts ver moeden, de meesten hunner hebben zich gehuld in het geheimzinnige habijt van den anonymus. Slechts lukt het ons, als resultaten van stijlcritische en technische onderzoekingen, bepaalde werken tot groepen te for- meeren, die kennelijk van één hand zijn. Doch ook hier door kunnen onze toeschrijvingen niet verder reiken dan „meesters", die nader beschreven worden als werkzaam te Haarlem, Delft, Gouda, enz., ofwel moeten wij ons bepalen hun voorloopig te benamen met het onderwerp dat in hun voornaamste werk is behandeld en spreken wij o.a. van „meester van het Speculum". Eerst in den aanvang der volgende eeuw, toen ook het begrip „kunstenaar" vasten voet begon te krijgen, heb ben de meesters hun scheppingen gesigneerd of met hun werkplaats-teeken of monogram voorzien. Hoe sterk ook de neiging somtijds is, om hun afbeel dingen als bepaalde steden of als bepaalde fragmenten daarvan te noemen, steeds weer worden wij daartoe weerhouden, als wij tot een grondige analyse overgaan. Hoogstens zullen eenige afzonderlijke gebouwen her inneringen wakker roepen aan de werkelijkheid. Niet voor het begin van de 16de eeuw zullen wij de stad in de prentkunst verbeeld zien met „topografische ge trouwheid". 21

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 24