rige verbeeldingen hebben een geheel aparte plaats in
de grafische kunst van na '80 ingenomen.
Na hem heeft Aart van Dobbenburg menig stadsbeeld
op den lithografischen steen verwerkt in teere, zilver
achtige tonen, knap van teekening, smaakvol door de
compositie.
Voor de vernieuwing van de houtsnijkunst in Neder
land heeft Jac. G. Veldheer (geb. 1866) zich buiten
gewoon verdienstelijk gemaakt. Wie thans, bijna vijf
tig jaren van het verschijnen van „Hollandsche steden
aan de Zuiderzee" (1897), die Veldheer in samenwer
king met den reeds genoemden kunstenaar W. O. J.
Nieuwenkamp heeft uitgegeven, verbaast zich over den
durf en den ondernemingszin, de origineele opvatting
en de meesterlijke bewerking. Wij hebben daarbij niet
alleen het oog gericht op den stijl, maar in het bijzon
der op het goede en juiste begrip van het materiaal,
in deze het hout. Dit verlangt een werkwijze, die zeer
verschilt van de houtgravure. Om een enkel onderdeel
te noemen, de arceeringen en in nog sterker mate de
kruisarceeringen zijn, louter technisch gezien, voor het
hout niet geëigend. De onvermijdelijke licht-donker-
effecten verlangen een andere, aparte werkwijze. In de
houtsneden van Veldheer en Nieuwenkamp treft de su
blieme beheersching van de materie. Men ontdekt on
middellijk de „houtsnede" in den besten zin van het
woord. Deze prenten, die ook door hun onderwerpen
zeer aantrekkelijk zijn, hebben karakter. De steeds
mooie verdeeling van het wit-zwart en het steeds ver
antwoorde lijnenspel hebben deze stadsgezichten tot iets
bijzonders gemaakt in de lange reeksen, die wij in de
voorgaande bladzijden hebben gememoreerd. In de late
middeleeuwen, noch in den korten opbloei van de hout
snede in het laatst der 18de eeuw is een dergelijke
artistieke en grootsche opzet niet te noemen.
Eenige jaren later, wij meenen in 1900, verscheen van
de hand van Veldheer „Oude Hollandsche dorpen aan
de Zuiderzee", een prachtwerk, dat nog meer gesubli-
145
Nederland in de Prentkunst 10