op zijn reizen heeft geboeid, wat hem grootsch en
monumentaal voorkwam, in schets of teekening vast
gelegd, maar ongetwijfeld is het totaal-beeld van een
stad, zooals wij dat op zijn werken aantreffen, niet een
werkelijkheid geweest. De stad, die hij heeft geschapen,
was die van zijn verbeelding, een complex van de
monumenten, die hij hier en elders had gezien. Niet
alleen zijn de steden als geheel uit de fantasie en her
innering verrezen, ook het afzonderlijke gebouw is
veelal met het schoone habijt der verbeelding getooid.
Slechts een enkele maal lukt het ons een of ander ge
bouw met eenige zekerheid te identificeeren, doch in
de meeste gevallen blijven wij „nabij" en „in den
schijn" van waarheid en werkelijkheid.
De vraag dringt zich op: Hebben Jan van Eijck en zijn
tijdgenooten wel een volkomen juiste afbeelding van
de stad gewenscht? Of hebben zij bewust haar uit de
werkelijkheid onttrokken? Ongetwijfeld hadden zij geen
afbeelding noodig, die, als in onze moderne reisgidsen
den haastigen tourist moest bevredigen. Zij hadden niet
noodig een bepaalde, met name te noemen stad te ge
ven, maar een globaal, algemeen beeld, niet het gelij
kend portret, maar het wezen. Hun onderwerpen lieten
toe, noodzaakten zelfs, om de werkelijkheid te ont
vluchten en de stad en het monument te verbeelden,
zooals zij deze in oogenblikken van schoonheidsont
roering hadden ondergaan. En van de beelden, die zich
in hun herinnering hadden vastgezet, had de tijd wel
licht de scherpe kanten eenigszins afgeslepen.
De meesters leefden in een eeuw, waarin de meest
grootsche kathedralen, die wij thans vergrijsd en ver
schrompeld zien, nog betrekkelijk jonge bouwwerken
waren. Zij ontwaarden hen als „moderne" scheppin
gen. Zij wisten niet en konden niet vermoeden, dat het
de monumenten zouden zijn, die in schoonheid, rijkdom
en symboliek nooit overtroffen en tot op dezen dag de
bewondering van de gansche beschaafde wereld zouden
behouden. Hun belangstelling voor het nieuwe was
11