Dat de graveurs uit dien tijd niet over voldoende tee
kenkennis en over ruime artistieke gaven beschikten,
wordt wel bewezen door het feit, dat velen de hulp
inriepen van bekwame kunstenaars, die het gegeven
voor hen op het houtblok teekenden. Johan Conrad
Greive, die o.m. leerling is geweest bij den beroemden
schilder van het stadsgezicht Cornelis Springer en dus
het onderwerp uitstekend beheerschte, heeft vele teeke-
ningen voor de graveurs gemaakt en daardoor zijn deze
afbeeldingen de aantrekkelijkste geworden, die wij op
dit gebied kennen. De uitgevers van de toentertijd ver
schijnende tijdschriften als De Aarde en haar volken,
de Katholieke Illustratie, Eigen Haard, e.a., lieten dik
wijls de gravuren in het buitenland maken, of zij lieten
bekwame houtgraveurs naar Nederland komen om uit
sluitend voor hen te werken. Ook hebben buitenlanders
zich in de hoofdsteden gevestigd, waar zij werkplaatsen
hebbengeopend om de uitgevers van behoorlijk werk
te voorzien. Een der merkwaardigste uitgaven met topo
grafische prenten in die jaren verschenen is „La Hol-
lande pittoresque" van Henry Havard, met bijne uitslui
tend Fransche gravuren.
De houtgravure had inmiddels een concurrente naast
zich gekregen, de staalgravure, die haar menige flinke
opdracht heeft ontnomen. De staalgravure was een vin
ding van den Engelschman Lipton en omstreeks 1820
bekend gemaakt. De werkwijze is grootendeels gelijk
aan die der kopergravure, doch het staal laat het ma
ken van veel dunnere lijnen toe, waardoor het geheele
beeld een meer verfijnd, doch ook veel koeler en stijver
aanzien kreeg dan de kopergravure dit placht te geven.
Ook de Hollandsche auteurs hebben nogal eens van
haar diensten gebruik gemaakt, ofschoon geen onzer
toenmalige kunstenaars eenig aandeel in het versieren
van die boeken hebben gekregen. Bijna alle staalgra
vures zijn uit Engelsche ateliers afkomstig. Eenige be
kende uitgaven zijn „Gezichten in Holland en België"
door N. G. van Kampen van 1828 en „Het Koninkrijk
124