te zien geven, is o.m. een gezicht op den Utrechtschen Domtoren door Alexander Cranendonck (1799-1869) het meest bekend, doch voor het overige kan zij in geen enkel opzicht voldoen. Deze en dergelijke goed bedoel de pogingen hebben in ieder geval de belangstelling en de aandacht voor het nieuwe, zeer bruikbare pro cédé verhoogd. Men was gaan begrijpen, dat een speciale opleiding van houtgraveurs noodzakelijk was, om de kunst op een peil te brengen, dat met de buitenlandsche kon wedijveren. Gevolg van deze overwegingen is geweest, dat in 1840 de Haagsche houtgraveerschool werd opgericht, onder leiding van den Antwerpschen kunstenaar Henry Brown. De zorgen en toewijding van de bestuurders zijn zeker niet de oorzaak geweest, dat de inrichting niet det vruchten heeft gedragen, die men had verwacht. In 1849 werd de school opgeheven. Slechts enkele harer leerlingen hebben de houtgravure in Nederland met eenig artistiek succes kunnen dienen. Onder hen zijn Frederik Weissen- bruch (1826—1882) en Isaac Weissenbruch (1826— 1912) degenen geweest, die wij mogen zeggen van huis uit aan de verbeelding van het stadsgezicht de meeste zorgen hebben gegeven. Zij zijn ongetwijfeld de bekwaamste houtgraveurs geweest, die Nederland heeft voortgebracht. Zij stamden uit een uitgebreide en wel bekende schildersfamilie. Het teekenen zat hen als 't ware in het bloed. In verschillende tijdschriften uit het midden der 19de eeuw komen stadsgezichten van hen voor. In het werk van hen treft ons de veel betere be- heersching van de teekening en compositie, de stem ming en toon van het geheel en vooral de zorgvuldiger behandeling van de techniek, dan bij welken anderen Nederlandschen collega ook. Straks zullen wij nog ge legenheid krijgen om op hun artistieken arbeid terug te komen. Een andere kunstenaar, die echter op betrekkelijk jon gen leeftijd is overleden, is Dirk Tollenaar (1808- 1856) geweest. Ook hij had een uitgesproken belang- 122

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 135