generatie, maar wij hebben het reeds opgemerkt niet meer met het enthousiasme van voorheen. Het zijn slechts enkele boeken, die ons nog aan de 18de eeuw herinneren, als het „Reisboek door het Koninkrijk der Nederlanden", in 1821 verschenen en waarvoor Daniël Veelwaard (1766-1851) de prenten heeft verzorgd. Nieuwe gezichtspunten heeft deze uitgave niet geopend. Het is een zwakke afspiegeling van alles wat de eeuw tevoren ons had geschonken. Eerst na 1825 openbaren zich duidelijk een vermeer derde belangstelling en verhoogde artistieke prestaties. Echter zou de prentkunst dan in een geheel andere ha bitus en geheel ander uiterlijk verschijnen. De etskunst en al de andere ondernemingen van voorheen zouden langen tijd van het tooneel worden verdrongen door de houtgravure en lithografie. Deze procédé's hebben het terrein tot plm. 1880 beheerscht, d.w.z. tot het oogenblik waarop zij door de fotografische reproduc tie-methoden overbodig werden verklaard. De houtgravure bood den uitgever bijzondere voor deden boven de ets en kopergravure en verwante reproductie-methoden. Bewick's vinding had het den graveur mogelijk gemaakt om in hout te gravee- ren, wat zeggen wil, dat een houtgravure dezelfde fijnheid, het relief en de tonen zou laten zien, als de kopergravure of de ets. Maar daarmede is niet gezegd, dat de teekenmethodes van koper- en houtgra vure dezelfde behoefden te zijn. De laatste laat een veel grootere vrijheid en menigvuldiger werkwijzen toe, zoodat haar artistiek karakter geheel anders kon wor den en is geworden. Er is dus een essentieel verschil tusschen een houtsnede en een houtgravure. De eerste wordt met messen en beitels gesneden en gestoken, de tweede met de gereedschappen van den kopergraveur in het hout gegraveerd. De middeleeuwsche houtsnede en de belangstelling die haar van de zijde van sommige kunstenaars te beurt viel, was naar den algemeenen smaak van den nieuwen tijd te grof om in topografi- 120

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 133