twijfeld de fraaiste serie prenten van Amsterdam. Meer dan vroeger is het afbeelden van de schilderachtige punten der stad op den voorgrond geplaatst. Hoewel de prenten alle op de traditioneele wijze, d.w.z. naar de torens, poorten, gebouwen, enz. zijn betiteld, geven zij echter het stadsgedeelte weer, dat het gebouw om geeft. De onderwerpen waren langzamerhand, van on geveer 1700 af, tot geheele tafereelen uitgegroeid, het waren, zoo zulks eenigszins mogelijk was, vergezichten geworden. De blik dwaalde gaarne over het water en langs de kaden en huizenrijen, naar een of andere toren en monument, waarin alle lijnen als het ware werden samengetrokken. De idylle, die dichters als Poot voor stonden, maar die door zijn tijdgenooten-etsers niet direct werd aanvaard, vond omstreeks 1750 meer aan hangers, zij het dan dat zij haar met bescheiden mate verwerkten. In de prenten van Smit en de beide Schou- tens is toch altijd iets te bespeuren van des dichters „klaere bronnen" en „koele stroomen" en „hemel- waerde wijngaertranken" en „de lente die 't lant be schildert". Het „Beatus-ille"-motief, dat bijna altijd klonk in het „Gelukkig is hij of „Driewerf zalig is hij of in „des gerusten landmans heeft ook de prentkunstenaars even beroerd. Hun stoffage laat den „brave", den „nijvere", den „tevredene", den „trou we", den „deugdzame" en het „vergenoegd vee" aan ons voorbijgaan. Ook Gerard de Lairesse's kunsttheorieën, die voorschreven, dat alles „net" moest zijn, die „mor sig" en „slordig" werk vinnig afkeurden en geen „on- betaamlijkheid" en „kwaad" in de kunst dulden kon den, hebben toch iets in al deze prenten nagelaten. Het is in den grond een streven om door zoete illusie en bekoorlijke fantasie aan de twijfelachtige profijten der realiteit te ontkomen. De natuur is ten allen tijde slechts wat de mensch in haar zien wil. Zoo zijn ook bosschen, weiden en velden, herders en boeren slechts lijdelijk object voor den vor menden geest van den kunstenaar, evenals deze op zijn 109

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 120