kathedraal. Om die hoofdkerk en binnen die vesting
muren voltrok zich het bonte veelkleurige spel van
het leven, dat zich bewoog tusschen uitersten: vrome
en stille contemplatie en ongebreidelde heftigheid. De
stad, zooals zij zich als geheel, van de verte uit aan den
reiziger voordeed, vertoonde dezelfde tegenstellingen:
kathedraal en vesting, stichtingen voor liefdadigheid
naast schavot en galg. Het zijn contrasten, die wij voort
durend ontmoeten als wij de beeldende kunst beschou
wen èn ons verdiepen in de geschiedenis dier tijden.
Wij worden geplaatst tegenover een wereld van schoon
heid en levensverdieping, ernst en vrede, vroomheid en
zelfbespiegeling èn een wereld van strijd en hartstocht,
van ruwheid en geweld, felheid en ellende. De moderne
mensch kent die schrille tegenstellingen niet meer, dat
bontgekleurde leven, die mengeling van innige vertee-
dering en grove openbaringen.
Het beeld van de stad, dat de middeleeuwsche kunste
naars ons hebben nagelaten, is dan ook een geheel
ander, dan wij uit de historische literatuur dier tijden
leeren kennen. De afbeelding van de geheele stad, dus
van een binnen de vestingmuren bebouwde kring, zul
len wij vrij laat aantreffen. Het waren voornamelijk
de godshuizen, die tot de verbeelding van den kunste
naar hebben gesproken, de torens die als fijngeweven
kantwerken tegen de blauwe lucht prijkten, de kathe
draal, die als een lied uit de aarde naar den hemel
oprees. Wie de „beeldspraak" van een kathedraal weet
te verstaan, ontdekt al spoedig den diepen zin, de wor
steling der ziel van den middeleeuwschen mensch, zijn
streven naar geluk en vrede. Het is de groote daad van
hun bouwmeesters geweest, om al de bewogenheid van
's menschen leven, om al zijn zielsverlangen, zijn lijden
en opgang, tot een hechte, klare en onverbrekelijke en
beeldrijke compositie te formeeren, tot een eenheid te
binden, die èn doel èn schoonheid dienen zou, een beeld
vol poëtische constructie en constructieve poëzie. Het
grootste en meest grootsche stedelijke monument sprak
8