magere loome paarden of vermoeide dorstige honden. In den achtergrond de mastenrij van visschersbooten. Alles is scherp en geestig geobserveerd, beheerscht en krachtig geteekend, een brok stadsleven, dat in de ge lijktijdige schilderkunst moeilijk zijn gelijke kan vin den. De bedrijvigheid is waar, realistisch bijna weer gegeven, de figuren levendig en in verantwoorde actie en gebaren. Alle opzettelijkheid en gewildheid is hem vreemd gebleven. Smit (werkzaam 1741—'48), Hermanus Schoute(n), (werkzaam 1750) en diens zoon Hermanus Petrus Schouten (1747—1822) zijn de voornaamste medewer kers geweest aan den bekenden „Atlas van Fouquet". Omstreeks 1760 had de uitgever P. Fouquet het plan opgevat, een serie prenten uit te geven, die een uitvoe- ïig beeld van de stad Amsterdam moesten geven, zooals op dat oogenblik nog niet bestond. De series stads gezichten in de werken van Dapper, Commelin, e.a. v/aren reeds verouderd, de kwarto-serie door Schenk uitgegeven en door anderen nagebootst en aangevuld, kon den smaak van die jaren niet meer bevredigen en waren ook te klein om de karakteristieke bijzonderhe den tot hun recht te laten komen. Overigens bestond de topografie van de stad op dat oogenblik uit afzon derlijk uitgegeven prenten uit verschillende perioden, waarvan het bijeenbrengen veel moeite en tijd kostte, en die tezamen toch een onvolledig beeld vormden. Fouquet vond prachtig materiaal, dat nog niet gebruikt was, n.1. in de collectie teekeningen van Hermanus en Hermanus Petrus Schouten, van Jan de Beijer, e.a., die tot de voornaamste teekenaars van stadsgezichten uit dien tijd behoorden. Een keuze uit die bladen werd ge daan en na een paar jaar verscheen de eerste uitgave van den „Atlas". Zij had een groot succes, waardoor Fouquet werd aangemoedigd de serie uit te breiden en gedurende 20 a 30 jaren bij de verschillende uitgaven veranderingen aan te brengen en enkele prenten door nieuwe te vervangen. De Atlas van Fouquet is onge- 107

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 118