Om geen koningskroon zou geven!" En het krioelt in zijn verzen van „lieflijcke bosschages" waarin Amaril en Galatée minnekoozen onder het snarenspel van Or- feus, waar „de blanke dageraet glanst" en „de zonne wagen rolt", waar „geen wind de vlakke stroomen be roert" en „een hemelsche magneet de minne trekt". En nog schooner wordt dit alles, als hij ons vertelt van de maan „De zuster van de zon, Liet op Endymion, Haer minnende oogen dailen", en hoe hij ,,'t Saterdom zag naderen, uit ruigt en wildernissen". Het was een en al zoete verbeelding, een en al verheerlijking van het land leven, van de bosschen en landouwen, beemden en wei- 97 Afb. 36. s-GravenhageStadhuis. Gravure naar G. van Giessen. Uit: Jacob de Riemer, Beschrijving van 's-Gravenhage. 1736. Nederland in de Prentkunst 7

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 108