het leven heel wat minder schoon en bewogen
zijn geweest, heel wat alledaagscher dan menig
romantisch gestemde geest, ja ook dan menig his
toricus wel zou wenschen. Onze kasteelen waren een
voudig van inrichting en bepaald klein van afme
tingen, sommigen zelfs zóó klein, dat het zich moei
lijk laat denken, hoe hier een edelman met zijn
echtgenoote, zijn vroeger immer talrijk gezin en
het bijbehoorende personeel gewoond kunnen heb
ben. Wij kijken, onderzoeken, denken, en komen
tot de slotsom, dat dit zonder meer onmogelijk
moet zijn geweest. Wij zijn teleurgesteld, maar des
ondanks kunnen wij ons niet onttrekken aan de
charme, die er ontegenzeggelijk van deze burchten
in miniatuur, of althans van bescheiden formaat,
uitgaat. Waarin deze bekoring zit is moeilijk uit te
maken. Niet in de schoone vormen of de nauwkeu
rig uitgebalanceerde verhoudingen van het ge
bouw, niet in de ligging te midden van, zeker,
fraai opgaand hout, dat echter op vreemde wijze is
opgeschoten in het polderland, een klein stukje
bosch, dat er eigenlijk niet thuis hoort. Het is het
geheel, het „stof der eeuwen", het ondefinieerbare,
waar de theoretiseerende aestheet geen weg mee
weet en nooit weg mee zal weten, dat de geheim
zinnige schoonheid van de oude, dikwijls zoo een
voudig opgetrokken huizingen uitmaakt. De kas
teelen aan de Vecht, hetzij ze sterk verbouwd zijn of
nog vrijwel in middeleeuwsche toestand verkeeren,
verbazen den beschouwer niet door forsche afmetin-
11