De basis voor de studie is het plaatwerk „De Zegepralende Vecht", 100 gravures naar Daniël Stoopendaal, uitgegeven in 1719 door Andries de Leth te Amsterdam. Het werk oogstte veel succes en werd tot 1807 herdrukt. Literatuur In 1836 verscheen een plaatwerk: „Gezigten aan de rivier de Vecht naar de Natuur geteekend en op steen overgebracht" door P. J. Lutgers. Over eenige kasteelen aan de Vecht wordt gespro ken in het thans verouderde boek van Jacob van LennepenH. J. Hofdijk „Merkwaardige kasteelen in Nederland'1884) en in het Kunstreisboek voor Nederland", I, uitgegeven door het Rijksbureau voor de monumentenzorg, 1941. Over vele buitenplaatsen en kasteelen zijn korte studies verschenen in de jaarboekjes van het genoot schap „Niftarlake" en in het tijdschrift „Buiten". Verder werd gebruik gemaakt van: J. E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578—1795, 1903. Ph. Godet, Madame de Charrière et ses amis. I. H. Gosses en N. Japikse, Handboek tot de Geschiedenis van Nederland, 2de dr., 1927. M. D. Ozinga, Daniël Marot, Amsterdam 1938. F. A. J. Vermeulen, Handboek tot de geschie denis der Nederlandsche bouwkunst, 192841. E. B.F. F. Wittert van Hoogland, Bijdragen tot de gesch. der Utrechtsche ridderhofsteden, 190912. 85

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 99