geen nieuwe wenschenvan hen ging op den duur geen inspireerende kracht meer uit. De kunstenaars kregen daardoor geen gelegenheid in opdrachten met een nieuwen inhoud belangrijke veranderingen in den heerschenden smaak in te voeren. Uit zichzelf waren zij daar niet toe in staat. Frissche inspiratie, nieuwe vindingen, ongekende perspectieven zou den wellicht de buitenplaats-bezitters uit hun gees telijke inertie hebben kunnen wakker schudden. Doch de groote geesten om een dergelijke verfris- sching te bewerkstelligen ontbraken in ons land in de 18de eeuw. Alles bleef dus bij het oude. Dit geeft een gevoel van eentonigheid, van verveling, ondanks het zeker nog degelijke werk, dat werd gepresteerd. Maar fantasie ontbrak hieraan. Het is om deze rede nen, dat de kunst van ons land in de 18de eeuw een minder goeden naam heeft gekregen. Het gevoel te behoor en tot den nabloei van een groot geslacht, dat der 17de eeuw, schijnt de 18de eeuwsche Nederlan ders over het algemeen allerminst te hebben ge drukt den achterafbeschouwenden historicus treft het des te meer. Van de 18de eeuwsche huizen aan de Vecht, die tot ons zijn gekomen kan in de eerste plaats Goudestein genoemd worden. De eerste steen van dit gebouw werd gelegd in 1754. Het werd opge trokken op de plek, waar tevoren een tamelijk groot huis had gestaan van het hofstede-type, ge sticht door den beroemden Amsterdamschen burge- 51

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 57