achter. Velen zagen zich genoodzaakt hun voor
vaderlijke goederen te verkoopen. Zoo verdween, na
den hoogen adel, in ons land in den loop van de 17de
eeuw ook de lage adel.
In de Vechtstreek is dit verschijnsel duidelijk
waar te nemen. Oudaen b.v. werd op 5 Maart 1578
door Juffer Joost van Drakenburg, vrouwe van
Drakenburg, Drakesteyn en Oudaen, verkocht aan
den Utrechtschen wijnkooper Fran^ois van Sneeck,
die zich sedert dien heer van Oudaen mocht noe
men. Hij was een man in bonis en bekleedde in zijn
vaderstad negen maal het burgemeestersambt en
twee maal dat van schepen. Gunterstein kreeg in
1611na den dood van jonker Charles de Bruxelles,
een bewoner uit den regentenstand in de persoon
van den landsadvocaat Johan van Oldenbame veldt
een regent die zijn naam met den riddertitel gesierd
zag, benevens de toevoegsels: heer van Gunter
stein, Tempel, Berkel en Rodenrijs en Backum.
Want ofschoon de republiek der Vereenigde Neder
landen geen brieven van adeldom uitreikte, ver
smaadden haar bestuurders het geenszins, den
adel, wier plaats zij innamen, in levenswijze 'en
nomenclatuur na te streven. Zweedsche, Poolsche,
Deensche of Engelsche riddertitels werden gaarne
aanvaard; de namen van ephemere heerlijkheden,
maar al te vaak berustende op dubieuse rechten,
moesten de burgerlijke afkomst van hun dragers
bedekken.
Ook Bolestein veranderde in de 17de eeuw van
32