D e geschiedenis van het gieten der beiaarden kan in vier perioden verdeeld worden: HOOFDSTUK VI BEROEMDE B EI AARDGIETERS EN HUN WERK le. het tijdvak vóór de Hemony's (±1500—1644), waarin de ontwikkeling van primitieven voorslag tot volledige chromatische reeks van 2 a 3 octaven plaats vindt; 2e. de tijd der Hemony's (1644—1678), een tijdperk van grooten bloei; 3e. het tijdvak na Hemony tot het begin der 20e eeuw, dat zich door verval kenmerkt; 4e. de tijd van herleving, die in het begin van onze eeuw inzet met het ontstaan van een aantal nieuwe beiaarden. Van de beiaarden der eerste periode zijn er nog maar enkele overgebleven. Als de onderlinge zuiverheid hunner klokken niet beter is geweest dan die der nog bestaande, ligt het voor de hand, dat zij door latere gieters, vooral door de Hemony's, zijn gebruikt als spijs voor hun klokken. Van de beiaarden van Geert van Wou, den beroemden luidklokkengieter der 15e eeuw, zijn nog slechts enkele basklokken over, bijv. te Kampen, die Hemony waardig keurde om in zijn spelen te gebruiken. Enkele lichte beiaarden van Peeter van den Gheyn uit Mechelen, n.1. te Arnemuiden, Edam, St. Maartensdijk, Monnikendam en Zierikzee zijn bewaard gebleven. In de klokkenspelen van Heusden en Oudewater vindt men nog klokken resp. van Thomas Both (1582—90) en Gerard Both (1609), in Tolen 18 klokken van Michaël Burgerhuys uit Middelburg (1627). De ontwikkeling van voorslag tot beiaard is in deze spelen na te speuren door middel van de verschillende jaartallen op de klokken. De oudste nog bestaande beiaard in ons land is die van Zierikzee. Hij bezit 14 klokken van den Mechelschen gie ter Peeier van den Gheynde vier oudste klokken van 57

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 72