„Dum campana sonans ex aequo divido tempus, temporis extremi turn memor esto tui. Ao 1660 F. Hemony me fee. Amstelodami", d.w.z. Terwijl ik (de klok) door mijn ge luid den tijd gelijk verdeel, wees dan uw laatste oogenblik gedachtig. Anno 1660 F. Hemony heeft mij gemaakt te Amsterdam. Op de derde (half uur) klok staat (zie afb. 27) „Grata est angelicis mea musica mixta choraeis" (Heerlijk is mijn muziek, gemengd met de engelenkoren.) Op de tiende: „Cantate domino canticum novum quia mirabilia." (Zingt den Heer een nieuw lied, want Hij heeft wonder bare dingen gedaan.) Op één der kleinere klokken (de 22e) staat: „Laudate pueri dom. laudate nomen domini." (Looft, dienaren, den Heer, looft den naam des Heeren.) De groote slagklok van den St. Catharinatoren te Brielle vermeldt op den bovensten rand: op den benedenrand: ic hiit Catrin en bidgod Ghi heeren machtig dat hi ten Bril bewart vlot blieft eendrachtig en Maria die Fontin en volch de reden dat ons God beware van ween doe di dat vor orloghe dier tijd en onweeren so sel V stad wan wi ons ter zee geneeren wel staen in vreden. om den harinc te hantieren lange durcht mits niet regieren die wint is Ost, Nort, Suit of West dat hi den t(oren) niet en quest en allen dooden liemelric me fee Steven Butendic anno MCCCCLXXXII Evenals het slot van dit vers, geeft het randschrift van een luidklok van Wegewart van 1605 in den St. Janstoren te 45

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 56