24 staat. De opening van de klok noemt men: de „mond", den klepel de „tong". De oudste gegoten klokken, die slechts van afbeeldingen bekend zijn, vertoonen, wat hun vorm betreft, veel overeen komst met de nog oudere, de uit aan elkaar gesmede meta len platen bestaande klokken. Zij zullen iets minder kort van klank geweest zijn en zullen ook meer draagkracht ge had hebben dan hun voorgangsters, doch naar de profielen te oordeelen zal hun timbre sterk hebben afgeweken van den idealen klokkeklank. Er is n.1. een zeer nauw verband tusschen den vorm van de klok en den klank, dien zij voortbrengt. Men ziet dan ook in den loop der eeuwen een duidelijke evolutie in den vorm en daardoor in den klank. Klokken van ouderen datum, bijv. uit de 15e en 16e eeuw, hebben een uitgerekt lichaam. Zij zijn, naar verhouding van hun middellijn, hooger dan klokken uit de 17e eeuw. Ook de slagring, het deel waar de klepel de klok raakt, is minder forsch. Dit deel van de klok speelt een zeer voorname rol bij de toonontwikkeling, waarover ik thans iets zal vertellen. VJP Fig. 4. Klok uit 1164. Fig. 5. Klok uit 1238.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 25