kerken bij een tweegelui het interval van een kleine terts;
bim-bam. In den St. Laurenstoren te Rotterdam bijv. hingen
twee Hemony-luidklokken van 1654, die door de Pro-
testantsche gemeente gebruikt werden en de tonen dis, fis
(klein octaaf) gaven. Zij vormden met de grootste luid-
klok, de Laurentius, een B (groot octaaf), gegoten door
Jan en Willem Hoerken in 1461, een grooten drieklank.
Helaas is dit drietal bij den brand op 14 Mei 1940 verloren
gegaan.
Zoo'n kleine terts-tweegelui klinkt nogal somber, maar kan
toch bij voldoende zuiverheid der afzonderlijke klokken,
n.1. indien de inwendige tertsen juist gestemd zijn, door
zijn eigenaardige harmonie van verminderden drieklank
(2 kleine tertsen boven elkaar) bevrediging schenken.
Minder ééntonig, hoewel nog somberder, klinken twee klok
ken, die een groote seconde verschillen. Mits met zorg ge
luid, zoodat zij elkaar zuiver rythmisch afwisselen en niet
op sommige momenten door gelijken slag tegen elkaar
opbotsen, is deze combinatie het best geëigend voor be
grafenisplechtigheden; het herinnert aan de aanvangs-
tonen voor den 4en psalmtoon en o.m. aan de begintonen
van „Introitus", „Sanctus", „Agnus Dei" uit de Requiem
mis. Aangrijpend klonk dit gelui, zelfs door de radio, uit
den St. Jacobstoren te 's-Gravenhage (vermoedelijk de twee
■klokken van Jasper en Jan Moer van 1541 en 1547) bij
de begrafenis der Koningin-Moeder.
Een vroolijker gelui geeft de combinatie van een groote
terts. Indien de gieter het niet in zijn macht heeft om de
kleine terts-partiaal*)van de grootste klok te onderdrukken
of nog liever in een groote terts te veranderen, wordt de
harmonie wel eenigszins vertroebeld door de dan onver
mijdelijke botsing tusschen de terts van de grootste en de
prime en slagtoon van de kleinste klok. Bij absoluut zui
vere stemming wordt het majeur-karakter nog verhelderd
door het samengaan van de kwint der grootste en de kleine
terts der kleinste klok.
Een bijzonder mooi, melodisch driegelui ontstaat door de
Zie volgend hoofdstuk.
21