20
gen, waardoor de toon niet voluit klinkt en doorgalmt,
maar kort en droog is, dichtbij zeer sterk de gillende en
huilende boventonen en zeer zwak den grondtoon laat hoo-
ren. Op straat klinkt dit gelui ontzettend naargeestig; het
heeft zóó'n aparten klank, dat men direct herkent, welke
droeve tijding het brengt.
In vroeger eeuwen werd soms zóó'n druk gebruik van de
klokken gemaakt, dat zij wegens slijtage door nieuwe ver
vangen moesten worden. Ook was de weinig zachtzinnige
behandeling van den beierman in geval van brand, als de
klok geklept, d.w.z. de klepel met een touw tegen den klok-
wand getrokken werd, dikwijls oorzaak dat zij barstte.
Goed brons is namelijk vrij bros. Voor het verbrijzelen van
reeds gescheurde klokken, die bestemd zijn voor den smelt
oven, is één flinke slag van den voorhamer reeds voldoen
de om ze in scherven te doen springen.
De plaats, die de klokken in het dagelijksch leven van de
bewoners van een stad of dorp innemen, wordt steeds
kleiner. Op afgelegen plaatsen handhaven zich oude ge
bruiken soms nog taai, maar in de steden beperkt de klok-
kentaak zich, mede doordat hun klanken worden overstemd
door het straatrumoer, tot het geven van uur- en halfuur
slag, dus tijdsaanwijzing en tot de meer verheven taak van
het oproepen tot den kerkdienst. Voor de Protestantsche
kerken geschiedt dit hoofdzakelijk des Zondags, voor de
Roomscb-Katholieke kerken wordt een dagelijksch gebruik
van de klokken gemaakt en worden ook nu nog verschil
lende klokken voor verschillende doeleinden gebruikt. Zoo
hebben de meeste Katholieke kerken in het kleine open
torentje, dat op het snijpunt van schip, koor en zijbeuken
staat, de zoogenaamde „dakruiter", een angelusklokje, dat
een toonhoogte rond c2 (slagtoon c3) heeft, of hooger als
de overige klokken lichter zijn of lager in verband met het
grootere gewicht der andere klokken. Soms is dit klokje
op de grootere afgestemd, zoodat het in combinatie daar
mede gebruikt kan worden.
Bij een twee-, drie- of viergelui zijn natuurlijk verschil
lende samenvoegingen mogelijk, n.1. harmonische en me
lodische combinaties. Veelal hoort men bij Protestantsche