broken. Hier is geen aangepaste bewerking te dulden. De melodie en de begeleiding moeten gansch ongeschonden weergegeven worden. En, hier ligt de hoofdzaak, opdat de uitvoering haar doel bereike, moet er verschil van klank- aard, van „timbre" zijn: de menschelijke stem voor den zang; klavier of cello voor de begeleiding. Door dit con trast leeft het lied. Daar de beiaard enkel over klokken beschikt, moeten melodie en tegenzang fataal versmelten en ondanks alle pogingen blijft het resultaat zeer gering, vergeleken bij den diepen indruk, die bij een goede ver tolking van dit lied met stem en instrument onfeilbaar is. Welnu dan, uit eerbied voor de gaafheid van het schoone werk van Willem Demol zal de beiaard het niet spelen!" Ook de volksliederen van buitenlandschen oorsprong (vele komen in onze verzamelingen voor, zonder dat de afkomst vermoed wordt) en oude liederen, als de Bergerettes ver zameld door Weckerlin, Noëls en onze oude Kerst-, Nieuw jaars- en Paaschliederen, evenals de 19e eeuwsche meesters van het lied leveren den beiaardier een ruime gelegenheid om een keuze te doen en daarbij het inzicht, den artistieken tact en desnoods het aanpassingsvermogen aan den dag te leggen, dat hem tot musicus van ontwikkeling stempelt. Na het lied in al zijn schakeeringen en de oorspronkelijke beiaardcomposities komen bewerkingen van hiervoor ge schikte stukken voor cembalo, piano en andere instrumen ten in aanmerking. Mits de keuze getuigt van muzikalen smaak en intuïtie voor wat voor den beiaard past, is hier mede het repertoire zoover uit te breiden, dat het over bodig is op de klokken muziek over te brengen, waarvan de vertolking onvermijdelijk gebrekkig moet zijn en meer dient om virtuositeit ten toon te spreiden, dan om het ka rakter der muziek tot zijn recht te doen komen. Denijn neemt als voorbeeld van het laatste, in zijn meergenoemde voordracht, het Adagio cantabile uit de Sonate pathétique van L. van Beethoven, een stuk, dat vroeger nogal eens op de programma's der beiaardconcerten in België voor kwam. „Het volstaat niet, in het werk van den hoogsten meester een greep te doen, een schoone melodie te benut tigen, indien men er moet toe komen het gansche karakter 141

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 166