Mechelen. De laatste vond een waardig opvolger in Ha- verals, die in den Franschen tijd den Mechelschen beiaard voor versmelting wist te vrijwaren. Terwijl in de 19e eeuw de beiaardkunst in Nederland in verval geraakte, beleefde zij in Vlaanderen niet zoo'n sterke inzinking. Van den opvolger van Haverals, Lode- wijk Wittmann, lezen we bijv. dat hij het beieren, wegens drukke werkzaamheden als muziekmeester, nogal eens aan zijn vriend Adolf Denijn overliet, die in 1849 zijn opvol ger werd. Deze kreeg zoo'n liefde voor de klokken, dat hij zich met al zijn krachten aan de bespeling ging wijden en een bekwaam beiaardier werd. De van hem bewaard ge bleven variaties over het lied „Ik zag Caecilia komen" geven een indruk van zijn technische en muzikale be kwaamheid. Hij was ook beiaardier van St. Jacob ten Coudenberg te Brussel. Deze omstandigheid was oorzaak, dat zijn zoon Jef, die aanvankelijk voor ingenieur studeer de, hem moest vervangen, toen hij slecht van gezicht werd, terwijl een leerling van Vader Denijn hem in Brussel ver ving. Jef moest nu zijn ingenieursstudie opgeven. Al spelende groeide ook bij hem de liefde voor het instru ment en met zijn aanleg voor techniek onderwierp hij het aan strenge critiek. Hij zag in, dat alleen door middel van een goed functioneerende mechaniek, een kunstzinnige be speling te verkrijgen is. Alle onderdeelen van het klavier en de verbinding van toets en klepel werden aan een nauw keurig onderzoek onderworpen en hij verbeterde, wat de totale beheersching van den klepel in den weg stond. Ondertusschen werkte hij aan zijn speel techniek, zoodat hij een groote virtuositeit verkreeg. Deze verleidde hem echter niet hiermede te gaan pronken en muziek te spelen, die niet voor den beiaard geschikt is. Want hierin was Denijn onverbiddelijk voor zichzelf en anderen: wat niet voor den beiaard paste, veroordeelde hij onvoorwaardelijk. Naast de technische verbeteringen van zijn instrument en zijn waarlijk artistiek spel, is de loutering van den muzikalen smaak zijner vakgenooten wel Denijns grootste verdienste. Het was in 1881, dat hij zijn vader moest vervangen. Deze overleed in 1886 en op 1 Januari 1887 volgde de benoe- 124

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 149