De verbinding van de toetsen en de klepels kan tot stand komen op twee verschillende wijzen, die verband houden met de rangschikking der klokken. Hangen deze niet op rijen boven elkaar, doch onregelmatig verspreid, dan is het meestal slechts mogelijk de verticale beweging, die de toets maakt, om te zetten in een nagenoeg horizontale, die de klepel beschrijft, door middel van een stel ijzer-, koper- of bronsdraden, de zoogenaamde kruisdraadverbinding of het „broeksysteem" (zie fig. 12 op blz. 107 en afb. 40). Zij is waarschijnlijk de oudste en de meest primitieve en werd door Denijn in kernachtig Vlaamsch de „zwevende" verbin ding genoemd, omdat alle vastheid eraan ontbreekt. Als de „broek" (het samenstel van draden der verbinding) goed aangelegd is, wordt aan den torenwand of één der stijlen der lantaarn een punt gezocht, dat in het verlengde ligt van de koorde van den boog, dien de klepelbol beschrijft. Hier wordt aan een kram een draad bevestigd, die schuin naar heneden loopt, naar een punt ongeveer op dezelfde hoogte als de klepel en loodrecht boven den klaviertoets. Deze ein digt in een ring, die door middel van een tweeden draad aan den klepel is verbonden. Een derde draad verbindt den ring met den klaviertoets. Door het naar beneden trekken van den toets gebeurt het volgendede twee beschreven dra den vormen twee zijden van een ruitvormig parallelogram doordat de ring naar beneden wordt getrokken, wordt de korte diagonaal dezer meetkundige figuur langer en daar door de lange korter. Doordat het vaste punt (de kram) onbeweeglijk is, moet de klepel zich in de richting van het vaste punt verplaatsen. Het neertrekken van den ring wordt bewerkt door middel van den met den klaviertoets verbonden verticalen draad. Theoretisch lijkt dit een ideale verbinding, omdat zij op geen enkel punt wrijving veroorzaakt. Dit is in de praktijk het eenige voordeel dezer verbinding, want overigens bezit zij alle mogelijke nadeelen. Twee der belangrijkste mogen hier genoemd worden. Ten eerste: doordat twee punten in deze verbinding be paald zijn, het punt van de kram en dat van den ring (n.1. loodrecht boven het schroefoog in den toets) kan men 106

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 129