88 HOOFDSTUK VIII HET MECHANIEK VAN DEN BEIAARD Een beiaardklok kan op twee verschillende manieren tot klinken gebracht worden, n.1. door het automatisch spel, waarbij een hamer van buiten op de klok valt èn door het persoonlijk spel, als de beiaardier, door het neerslaan of het neerdrukken van een klaviertoets, een klepel tegen den binnenwand van de klok slaat of drukt. Ik zal nu trachten een zoo duidelijk mogelijke beschrij ving te geven van het mechaniek van beide speelwijzen, daar omtrent dit onderdeel van den beiaard bij dat deel van het publiek, dat nooit een beiaard bezichtigd heeft, de zonderlingste voorstellingen heerschen. a. Het automatisch speelwerk. De onderdeden van het mechaniek van het automatisch speelwerk zijn: le. de trommel, 2e. de lichters, 3e. de verbindingen tusschen de lichters en de hamers, 4e. de hamers (zie fig. 11 op blz. 91). De trommel of ton (afb. 36) is een groote holle ijzeren of bronzen cylinder, die met spaken op een horizontale as bevestigd is; in den omtrek of mantel zijn op regelmatige afstanden gaten gemaakt. In deze gaten worden stiften of pennen gestoken, waardoor deze trommel eenige overeen komst krijgt met de rol van een speeldoos, maar de afme tingen van de trommel zijn gigantisch. De bronzen trom mels werden gegoten, de ijzeren gesmeed. Zij bestaan uit twee of drie hoepels of wielen, welke met elkaar verbon den zijn door strooken ijzer, die als de duigen van een ton tegen elkaar aansluiten. Deze strooken, strippen genaamd, zijn zoo breed, als de gaten in de richting van den omtrek van elkaar verwijderd zijn. Deze afstand bedraagt 2.5 tot 6 cm en varieert naar de grootte der toonstiften. De afstand tusschen de gaten in de breedte van de trommel is meestal gelijk aan de breedte der gaten, soms minder. De breedte van de trommel is 1 tot 2 m, de middellijn 1.5 tot 2 m.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 109