het is ook mooi, want er is een behoorlijke, ingetogen
en passende vorm gegeven aan al die noodzakelijkhe
den. Dat is niet allemaal van begin af zoo goed ge
weest. In de voorafgaande hoofdstukjes kunt U iets
lezen over den langen weg, die deze cultuur heeft
moeten afleggen. Telkens weer is de vormenschat ver
meerderd en de vorm verrijkt. Steeds ging de boeren-
timmerman vooruit, in wetenschap en mogelijkheden.
De kennis, die hij overnam van zijn leermeesters was
de basis van zijn werkzijn ervaring heeft hij er aan
toegevoegd om dat weer over te dragen aan zijn leer
lingen. Voorzichtig heeft hij geëxperimenteerd met
nieuwe vormen en constructiemethoden. Nooit liet hij
oude vormen los, voor de nieuwe in zijn macht waren
en hem gebleken was, dat de nieuwe werkelijk beter
waren, want hij besefte, dat het nieuwe morgen oud
zou zijn en alleen het goede zijn waarde houdt. Daar
om is iedere vooruitgang, die we konden bespeuren,
een stap van de eene verworvenheid naar de andere.
Dat is traditie, zooals ze is, „het uitgezifte vernuft van
het geheele volk; ze draagt de ziel, de fundamenteele
beginselen van het volk uit de eene eeuw in de an
dere," zegt Ricarda Huch. Daarom heeft deze kunst
ook stijl. Niet zooals we het begrip stijl kennen uit de
kunstliteratuur, als een tijdperk, waarin vastomlijnde
vormbegrippen golden. Ook niet als het persoonlijk
stempel in het werk van een kunstenaar. Stijl is, zoo
als Öswald Spengler zoo kernachtig zegt, „niet het
product van techniek, materiaal en doel", maar stijl
is de kristallisatie van het leven zelf. De boer bouwde
zooals hij leefde, eenvoudig, sterk en ruig in zijn
boerderijen, stil en eerbieding in zijn kerken en wat
stijf plechtstatig in een enkel raadhuis.
Dat is de zin van traditie, ook voor ons, die met zoo
veel meer factoren te maken hebben. Onze behoefte
een „landhuisjes in echt landelijken bouwtrant" is, zoo
88