een Romeinsch type kan spreken, is te betwijfelen. De bouwtrant van de keu terbedrijfjes is geen volledig argument, maar zeker voldoende om de groote hoeve niet te zien als import. En dan is er in Vlaanderen nog de „gesloten hoeve", een type dat zich in de XVIe en XVIIe eeuw ontwikkeld heeft uit de „open hoeve". De sloten, of de aarden wal om het erf zijn daar ver vangen door een aaneengesloten reeks van gebouwen, juist als in Limburg. Is zoo de ontwikkeling van de Limburgsche boerderij niet beter te verklaren dan uit Romeinsche invloeden? Bovendien is de cultuur van het Maasdal te oud om daarvoor nog ontvankelijk te zijn. Wie daar meer van wil weten leze het werk dat de Limburgers Beckers over dit onderwerp schreven. 77

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 86