Er is weinig eenheid in dit huis, elk vertrek bestaat op zich zelf en heeft ruimtelijk geen verband met het andere. De onderlinge verbinding is er om practische redenen. De hoofdtoegang ligt in de woonkeuken en de mooie kamer is alleen door dit vertrek bereikbaar. Zoo is het ook net als in het Frankische type met de bedrijfsruimten. Stallen en tasruimten liggen achter elkaar, ieder als een zelfstandig element, dat zonder de andere bestaanbaar is. Toch is deze eenvou dige Limburgsche boerenwoning van hooge ontwikke ling. Dikwijls zijn er twee volledige verdiepingen met een zolder en worden de baksteenen topgevels door gehaald boven het dakvlak uit. Dan zijn ze afgedekt met de fijne getinte zandsteen, die als mergel uit de steengroeven komt. De ramen zijn er mede omlijst en op de hoeken spreekt de dikte van de muren, door blokken van dit typisch Limburgsch materiaal. Dik wijls zijn de heele gevels gemetseld in mergel, maar ondanks deze rijke behandeling wordt de topgevel haast nooit als top uitgesproken. De as, die in den hoofdvorm zoo sterk spreekt, wordt verwaarloosd en de ramen staan naast elkaar. Ze zijn klein van afme ting en veelal omgeven door kleurig getinte steen soorten. Deuren zijn er nooit in te vinden. De schoor steen, zoo'n dankbaar element om de symmetrie van dezen gevel te bekronen, wordt dikwijls vlak naast den nok uit het dak gehaald. Constructief is dat gemak kelijk. De nok kan langs het rookkanaal doorloopen en behoeft niet opgevangen te worden en de trek in den schoorsteen is er niet minder om, maar het bewijst meteen, dat geen waarde wordt gehecht aan axiale topgevels. De alleroudste hoeven, waar de muren bestaan uit een houten vakwerk, dat opgevuld is met leem op een ge raamte van gevlochten takken of twijgen, zijn haast niet meer te vinden. De vakwerken met een vulling 69

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 78