H et Limburgsche land heeft iets aantrekkelijks voor
den bezoeker, die van boven den Moerdijk komt. Het
is hem of de tinten er zachter zijn en de luchten min
der wijd dan bij hem in zijn polders. De watervallen
in de riviertjes en de rotsachtige formaties van het heu
velland herinneren aan de lage bergstreken van het
naburige buitenland. Maar er is meer dan deze in
trinsieke natuurlijke schoonheidoveral is er nog het
teeken van den mensch, die eeuwen her reeds ingreep
in de natuurlijke constellatie van het land. Daarmee
is het monumentale karakter versterkt, want een zekere
mate van monumentaliteit, van grootschheid is aan
dit beeld niet vreemd. Het imponeert niet door gewel
dige afmetingen, maar door gaafheider is in en door
alles heen die voldragenheid, die het kenmerk is van
een eeuwenoude cultuur. De wegen zijn er smal en
de bodem is er intensief uitgebuit. De bosschen zijn
goeddeels verdwenen en hebben plaats gemaakt voor
vruchtbare akkers. De grond is verkaveld in kleine
stukjes in zeer verspreid bezit.
HOOFDSTUK VI
HET LIMBURGSCHE OF
ROMEINSCHE TYPE
De gebouwen, hoog, forsch en ruim, zijn meer dan
elders in Nederland gedragen door een vasten vorm
wil van hun bouwers. De voorname groengrijze tinten
van het metselwerk met de sobere kleuren van de
deuren en kozijnen, wijken terug voor het vormenspel,
dat beheerscht en rustig blijft. Deze gebouwen zijn
zeker voornamer, maar ook trotscher dan de overige
Nederlandsche boerderijen.
Overal elders liggen de boerderijen schilderachtig in
gevoegd in het landschap. In Limburg is dat niet
anders, maar ze sluiten aan bij de structuur van het
67