gevel, als een enkelzijdige groepstal, geheel naar Sak sisch model, doch met een verhoogde voergoot. De oudste voorbeelden hebben nog lage zijwanden met een steile rieten kap. De wolfseinden, ook hier waar schijnlijk om constructieve redenen ontstaan, hellen flauw en een beetje slapjes. De groote mendeuren in de gevels steken een flink eind in de kap, om hoog op getaste oogstwagens binnen te laten. Hierbij is niet als in het hallehuis of de friesche hoeve de deur eenvou dig zooveel teruggezet als noodig bleek, maar om ruim te te winnen is de dakvoet plaatselijk wat opgelicht. Daardoor ontstaan groote dakkapellen, die er wel be koorlijk uitzien, maar de nobele rust van het groote dak gaat verloren. Er zijn niet veel meer van zulke boerderijen te vinden, want al vroeg is men begonnen om de zijwanden hoog op te halen. De nok bleef op hetzelfde niveau, waardoor de kaphelling flauw wordt. Deze groote hoogte, bij breedten van tien tot vijftien meter, maakt den indruk van die Zeeuwsche schuren Fig. 12. 1 deel 2 tasruimte 3 koestal 4 paardenstal 5 woonkamer 6 opkamer 7 keuken 8 spoelkeuken 6o

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1944 | | pagina 67