HOOFDSTUK VI DE BIJ BE LSCH E GEVELSTEENEN (De Oud-Testamentische) Bijbelsche uithangteekens waren in de late raiddel- eeuwen uiteraard talrijk. Een betrekkelijk groot aantal is bewaard gebleven op gevelsteenen en in verschillende straat- en huisnamen werden ze ons overgeleverd. Het in 1941 wegens de verbreeding van het Kattegat ver dwenen straatnaambordje „Groot Hemelrijk" herinner de ons aan een dier zoo variante uithangborden. Het „Vagevuur" was daarneven de kernachtige naam van een suikerbakkerij. Dergelijke uithangteekens waren overal gemeengoed. Men noteere maar eens die welke in „Tijl Uilenspiegel" van Charles de Coster voorko men, waaronder „Het Vagevier", een taveerne, „die heu- ren naam niet gestolen heeft." Den gang van het bijbelverhaal volgend komt het eerst aan de beurt de reeds besproken steen van Warmoes straat 25: „Het Paradijs", weergevend het moment van het plukken van den appel (Genesis 3:6). Dezelfde voorstelling geeft de ongeveer 100 jaar jongere steen op het Singel 367. Deze verbeelding Van den „Hof van Eden" nam het Appelkoopersgild in zijn blazoen op. Het verband tusschen den steen op het Singel en dit blazoen is duidelijk als men weet dat op deze plek voor heen de Appelmarkt, de gangbare naam voor fruitmarkt, was. „Abels Offerhand" (Genesis 4 4) stond eerlang in de St. Annadwarsstraat 44. Het is een nog gave gevelsteen van 1603, welken we hier vermelden, omdat we dezen verloren gewaanden steen via een veiling bij een Am- 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 38