Een fijne sculpture, verwant aan de Italiaansche kunst uit dien tijd, welke geen schennende hand ooit moeide, doch thans onbemerkt in verval raakt door het uitschu- ren van den zandsteen, prijkt vergeten in de Enge Kerk steeg 2. Het gegeven, de kruisdragende Christus, temid den van drie slanke vrouwenfiguurtjes, de gebruikelijke vertolking van de aan den Bijbel ontleende zinnebeelden Geloof, Hoop en Liefde, getuigt van een heerlijke ge loofsbelijdenis, die dezen gevelsteen, zeker van de hand eens kunstenaars, een onbekend gebleven „beeldsnij der", een der fijnste doet zijn onder de vele prachtstuk ken welke onze stad herbergt. Echt Italiaansch noemt Weissman eveneens den Doop van Christus, terzijde van den O.Z. Voorburgwal 204. Hoewel het St. Jan Johannes de Dooper is die Christus doopt, is het niet deze steen welke aan de St. Jansstraat haar naam gaf. Voor enkele jaren stond hij nog in den voorgevel van het oude huis. Het is jam mer, dat de mooie frissche steen niet weer zijn oude plaats herkreeg en in den zijgevel werd geplaatst als zoovele gevelsteenen, welke het overigens slechts daar aan danken, dat zij behouden bleven. Tot de niet gedateerde, volgens de wijze van bewerking laat-16e eeuwsche gevelsteenen, behoort die uit het huis met het torentje, dat sinds 1558 op de plaats van het Victoriahotel stond, hoek Prins Hendrikkade en Dam rak. De bouwfragmenten werden in een buitenmuur van het Rijksmuseum (hoek Hobbema- en Jan Luykenstraat) opgenomen, waarin men ook den gevelsteen terug kan vinden, veel te hoog helaas, om het karakter en de figu ren te onderkennen. Beschrijving en afbeelding zijn bij Van Lennep en Ter Gouw (Uith. teekens II414) on juist. Zij betitelen hem als een „Oudemansvrijagie", ter wijl Weissman er Lot en zijn dochters uit Gen. 19 30—35 in zien wil. Naar ik met den kijker constateerde is deze toeschrijving wel de meest bevredigende voor de drie figuren met een brandende stad op den achter- 27

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 34