8
nen in het Derde Jaarboek van het Genootschap Am-
stelodamum, geeft een denkbeeld van het aantal uithang-
teekens, dat onze oude stad voorheen kende, hetgeen wij
overigens op oude prenten bevestigd zien. De Warmoes
straat telde er in het midden der 17e eeuw niet minder
dan 230
Van de oorspronkelijke uithangteekens is in Amsterdam,
hoofdzakelijk in den vorm van gevelsteenen, fronton
vullingen en andere huisemblemen een groote verschei
denheid gebleven een duizendtal waarvan nog onge
veer 800 aan de huizen aanwijsbaar zijn en de overige
in musea opgeborgen of ingemetseld. Hebben vele daar
van historische, folkloristische of topografische waarde,
een wandeling door de stad zal ons er van overtuigen,
dat niet weinige exemplaren tot de fraaiste specimina
van beeldhouwkunst mogen worden gerekend. Hun ar
tistieke waarde gaat hetgeen men thans op het gebied
van reclame presteert alleszins te boven, al mogen we
aannemen dat ook voorheen niet alle uithangteekens
even smaakvol waren.
Daar het beschouwers niet op de eerste plaats te doen is
om bronnenmateriaal noch om archiefstudie, geeft thans
de Bond Heemschut aan zijn voornemen gevolg, een
gemakkelijk bruikbaar en niet te uitgebreid boekwerk
te doen verschijnen, om tegemoet te komen aan de groei
ende belangstelling, welke belangstelling de beste waar
borg is voor het behoud van die historische en folklo
ristische merkwaardigheden, tot welke de gevelsteenen
ongetwijfeld behooren.
De omvang van dit boek laat niet toe een volledigen
inventaris op te nemen, hoe wenschelijk ook; uit eigen
aanschouwing leere men ze zelf kennen. Men zal dan tot
de erkenning komen, dat het Openluchtmuseum, dat
Amsterdam heet, met niet minder recht een gevelsteen
museum mag heeten.