len zien, geen doel meer. Thans worden ze bijna
alle gemaakt met een éénslagschoot. Voor de dui
delijkheid is hierbij echter een zeer eenvoudig slot
voor twee omwentelingen afgebeeld (de gebruike
lijke vakterm is: tweetoersslot in tegenstelling tot
het normale ééntoersslot), zoodat daardoor beide
typen hun recht verkrijgen.
De schoot bestaat uit twee deelen: kop en staart.
De schootkop, als regel verdikt, vindt zijn leiding
in het schootgat, terwijl dit bij den staart ge
schiedt door pennen, die in de slotkast zijn ge
klonken. Door het sleutelgat wordt de sleutelbaard
in de slotkast gebracht. Wanneer men den sleutel
omdraait, grijpt het lange einde van den baard in
56
Fig. 5. Werking van een slot.