telbaardinsnijding werkt, voorkomend bij de
Bramah- en sommige Fransche sloten.
Leidingpin. Slotstift, in, de grond- of montageplaat
geklonken, waarlangs de schoten en andere
schuivende of draaiende slotdeelen hun leiding
hebben.
Loopslot. Een slot, dat alleen een dagschoot heeft
en van beide kanten der deur wordt bediend
door een kruk of knop.
Montageplaat. De grondplaat, waarop zich de
slotstiften bevinden, en waarop het binnenwerk
wordt opgebouwd.
N achtschopt. De blokvormige schoot, die door den
sleutel heen en weer bewogen wordt en die dient
om de deur te vergrendelen.
Oplegslot. Een öp den deurstijl geschroefd slot
(in tegenstelling met insteek- en inlaatslot).
Schoot. Het geheele slotdeel, dat in en uit de slot
kast schuift, en de sluiting van een slot be
werkt. Het bestaat uit kop en staart.
Schootkop. Het verdikte gedeelte van den schoot,
dat, buiten de slotkast tredend, de afsluiting
bewerkt.
Schootstaart. Het deel van den nachtschoot, waar
op de klavieren rusten en waarop de sleutel-
baard werkt.
SchuifklavierEen klavierplaat, die, in tegenstel
ling met de draaiklavier, een schuivende be
weging maakt.
14